Uitspraak op 1 juni 2022 inzake proces JES c.s. tegen de Staat der Nederlanden.
Klik op de link voor het persbericht.
Uitspraak op1 juni 2022 inzake proces JES c.s. tegen de Staat der Nederlanden
Rechtbank oordeelt dat de Staat slachtoffers van de Japanse bezetting ten onrechte ongelijk heeft behandeld ten opzichte van slachtoffers van de Duitse bezetting
De rechtbank Den Haag heeft op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in de procedure van de Stichting Japanse Ereschulden (Stichting JES) en vijftien individuele oorlogsslachtoffers tegen de Nederlandse Staat. Stichting JES was een procedure gestart tegen de Nederlandse Staat vanwege de oorlogsschade die Nederlanders hebben opgelopen tijdens de Japanse bezetting in voormalig Nederlands-Indië. De oorlogsschade van slachtoffers uit Nederlands-Indië is namelijk tot op de dag van vandaag niet vergoed. Het verkrijgen van schadevergoeding in Japan is niet mogelijk, omdat dat is uitgesloten in het Vredesverdrag dat de Staat met Japan heeft gesloten. De Staat heeft ook niet zelf de oorlogsschade vergoed, terwijl hij wel schade heeft vergoed van oorlogsslachtoffers in Nederland.
De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen vanwege verjaring. De rechtbank heeft echter wel overwogen dat de Nederlandse Staat de schade van de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetting ruimhartiger heeft vergoed dan de schade van de teruggekeerde Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting. Volgens de rechtbank is hier geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor. Vanwege verjaring kan dit oordeel van de rechtbank niet tot toewijzing van de vorderingen leiden. Het oordeel is echter wel van groot belang omdat hiermee door de rechtbank is erkend dat de groep teruggekeerde Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië in nadelige zin ongelijk zijn behandeld ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden. Zij hebben namelijk in mindere mate aanspraak kunnen maken op vergoedingen van oorlogsschade dan de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetting. De Staat betwistte de ongelijke behandeling niet, maar voerde verschillende redenen aan om deze ongelijke behandeling te rechtvaardigen, bijvoorbeeld dat Indonesië verantwoordelijk was voor de vergoeding van de oorlogsschade. De rechtbank acht al deze redenen van de Staat niet overtuigend. Daarmee oordeelt de rechtbank dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de twee groepen oorlogsslachtoffers ongerechtvaardigd ongelijk te behandelen.
Stichting JES is blij met dit oordeel van de rechtbank dat erkenning biedt aan de oorlogsslachtoffers voor de wijze waarop zij behandeld zijn door de Nederlandse Staat. Tegelijkertijd is er teleurstelling dat verjaring aan toewijzing van de vorderingen in de weg staat. Voorzitter Jan van Wagtendonk hoopt op een gesprek met de politiek. “Ik heb als voorzitter van de stichting van alle kanten geprobeerd om met de politiek rond de tafel te komen. Nu ligt er een vonnis waarmee we kunnen zeggen: ‘we hadden gelijk’. Vandaag is voor mij persoonlijk dus geen verlies.” De Stichting leest in de uitspraak van de rechtbank een oproep aan de politiek om het verschil in behandeling van de oorlogsslachtoffers van de Duitse en Japanse bezetters zoveel mogelijk recht te zetten. Vanwege de hoge leeftijd van de betrokkenen hoopt de Stichting dat vanuit de politiek hier op korte termijn invulling aan wordt gegeven.
Een samenvatting en de volledige uitspraak zijn te vinden op de site van de rechtspraak.
Stichting JES is graag bereid u nader in te lichten over deze zaak. U kunt daarvoor contact opnemen met Hein Leversteijn (Stichting JES) (tel. 06-21891858) of advocatenkantoor Stibbe dat Stichting JES in deze procedure bijstaat. Contactpersoon bij Stibbe is prof. mr. T. (Tom) Barkhuysen (tel. +31 20 546 03 90).
Comments