Persberichten

Selling a Colonial War

28.213 dagen sinds de Japanse capitulatie ongelijk behandeld!

PERSBERICHT

Den Haag, 12 November 2023

28.213 dagen sinds de Japanse capitulatie ongelijk behandeld

Selling a Colonial War

De aap komt uit de mouw. Nederland liet de slachtoffers van Japans geweld vallen als een baksteen. Oud-minister Ben Bot geeft het (eindelijk) op beeld toe.

Lang zorgde het Indische Zwijgen ervoor dat veel mensen niet wisten wat er gebeurde daar, toen, in Nederlands-Indië. Bij de jaarlijkse herdenkingen van de slachtoffers van de Japanse bezetting wordt steeds benadrukt dat de verhalen van toen van groot belang zijn. De tijd dringt: de jonge slachtoffers van toen zijn de oudjes van nu. 

Daarom is de film “Selling a Colonial War” die gisteren bij de IDFA in première ging zo belangrijk. Het vertelt messcherp hoe de Nederlandse staat koste wat het kost Nederlands-Indië direct na de Japanse capitulatie wilde behouden, en hoe zij een politiek verhaal verzon om het publiek daarover te misleiden. 

In het verlengde van dat verhaal stelde de Nederlandse staat decennialang onterecht dat het erkennen en compenseren van slachtoffers van de Japanse bezetting ingewikkeld en onmogelijk zou zijn. Vorig jaar oordeelde de rechter dat deze ongelijke behandeling van deze oorlogsslachtoffers t.o.v. andere slachtoffers opgelost moet worden. Recent stelden vele Kamerleden, en leden van het Kabinet, dat het toekennen van een compensatie voor het achterblijven van achterstallig loon en individuele schade nooit mag afhangen van de hoogte van het bedrag, maar juist moet bijdragen aan het verminderen van het individuele leed. Dat het lijden voortduurt erkent iedereen.

Als onderdeel van de soevereiniteitsoverdracht in 1949 onderhandelde Nederland dat de nieuwe Republiek Indonesia 4,5 miljard gulden schade aan Nederland moest betalen, en dat de eventueel bij Japan te claimen individuele materiële oorlogsschade van de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië aan Indonesië werd overgedragen. Vervolgens ontving Nederland in 1956 $10 miljoen smartegeld van Japan en vrijwaarde Nederland Japan nog eens extra van het betalen van de individuele materiële oorlogsschade. Nederland vond het niet nodig haar eigen onderdanen te compenseren. Een schamele schadevergoeding van 415 gulden per persoon werd uitgekeerd aan burgergeïnterneerden en ex-krijgsgevangen. De buitenkampers werden als niet geïnterneerden uitgesloten van de regeling.

Oud-minister van buitenlandse zaken Ben Bot, zelf slachtoffer van Japans geweld, verklaart in Selling a Colonial War dat hij gedurende zijn ministeriële ambtstermijn (2003 – 2007) met toenmalig minister van financiën Zalm en premier Balkenende onderzocht hoe de slachtoffers gecompenseerd zouden kunnen worden, omdat individuele Nederlanders zo duidelijk onvoldoende tegemoet waren gekomen in hun oorlogsverlies. Binnenskamers concludeerden zij dat een gerechtvaardigde compensatie van bijna 100 miljard gulden voor Nederland “catastrofaal” zou zijn. En dus deed men, weer, niets. Dat Nederland de slachtoffers niet compenseert blijkt dus direct af te hangen van de hoogte van het bedrag. Weer tracht Nederland haar volk te misleiden.

Dat compensatie catastrofaal zou zijn is moeilijk te doorgronden. Inmiddels zijn de meeste slachtoffers al overleden, en op een jaarbegroting van € 330 miljard kan het niet lastig zijn om in een Nederlandse Japanse Ereschuld te voorzien, zoals indertijd (1950/51) de Nazi-slachtoffers onder de Wet Materiële Oorlogsschade tegemoet zijn gekomen.

De Nederlandse regering moet eindelijk erkenning en compensatie geven aan de slachtoffers en hun nazaten, een gemeenschap van 2 miljoen Nederlanders. De inmiddels demissionaire regering wijst desondanks nog steeds individuele compensatie af. Portefeuillehouder Staatssecretaris van Ooijen is ervan overtuigd dat alleen collectieve maatregelen het leed van de slachtoffers kunnen verminderen. Hij laat desgevraagd echter onbeantwoord wat die collectieve maatregelen dan concreet zijn, en hoe deze het leed werkelijk verminderen. En dat lijden en verdriet duren al ruim 80 jaar.

Ook voor een demissionaire regering is er alle reden de erkenning en compensatie direct en volledig te geven. Gelijke behandeling en compensatie zijn immers niet politiek controversieel, ze zijn moreel, barmhartig en grondwettelijk.

Stichting Japanse Ereschulden

Gekopieerd aan de lijsttrekkers van de aanstaande Tweede Kamer verkiezingen

Staatssecretaris Van Ooijen laat weduwen van oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië weer vallen

Persbericht 18 mei 2023.

PERSBERICHT

18 mei 2023

28.035 dagen na het einde van de Tweede Wereldoorlog

Staatssecretaris Van Ooijen laat weduwen van oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië weer vallen

Aanstaande dinsdag 23 mei 2023 stemt de Tweede Kamer over een aantal moties die zien op het treffen van financiële regelingen voor oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië. Stichting Japanse Ereschulden roept Kamerleden op om deze moties aan te nemen.

Staatssecretaris Van Ooijen heeft deze moties tijdens de plenaire vergadering op 16 mei ontraden, omdat volgens hem een ‘individuele regeling niet de weg vooruit is’. Dit is heel pijnlijk en onbegrijpelijk voor de oorlogsslachtoffers en de weduwen. Op de publieke tribune was dan ook te horen hoe de volharding van Van Ooijen de pijn weer deed herleven. Zijn opmerking dat hij na 12 april nog met de weduwen had gesproken werd weerlegd door een aanwezige weduwe: “U heeft mij niet gesproken, maar liet alleen een van uw medewerkers mij bellen.”.

Al 78 jaar laat de Nederlandse Staat het afweten. Uit angst een kleine groep mogelijk teleur te stellen besluit het kabinet nu de gehele Indische gemeenschap te kwetsen.

Eén van de moties ziet op de oproep aan het kabinet om tegemoet te komen aan de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2022 en de ongelijke behandeling in de vergoeding van oorlogsschade aan de slachtoffers van de Japanse bezetting recht te zetten. Drie andere moties zien op het treffen van een financiële regeling voor Indische en Molukse weduwen van ambtenaren of militairen, die tijdens de Japanse bezetting de Staat dienden. Deze ambtenaren of militairen kregen van 8 maart 1942 tot 15 augustus 1945 geen, of slechts gedeeltelijk, salaris.

Materiële oorlogsschade

De rechtbank Den Haag heeft op 1 juni 2022 geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelt door de groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers die hebben geleden onder de Japanse bezetter ongelijk te behandelen ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden. De slachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië hebben na de Tweede Wereldoorlog in relevant mindere mate aanspraak kunnen maken op vergoeding van individuele oorlogsschade, waaronder in ieder geval de schade veroorzaakt door het verlies van huis en haard en financiële tegoeden.

De Staat moet – als een goed handelende overheid – fouten uit het verleden onder ogen zien en de ongelijke behandeling en het onrechtmatig handelen, zoals vastgesteld door de rechtbank, rechtzetten. Dit moet de Staat doen door het treffen van een individuele financiële regeling voor de oorlogsslachtoffers en nabestaanden. Er is haast bij: de groep waar het om gaat wordt elke dag kleiner. Van de eerste generatie oorlogsslachtoffers is nog maar een hele kleine groep in leven, de jongste is immers al 78 jaar oud.

Backpay voor weduwen

De staatssecretaris heeft met zijn beslissing om geen Backpay-regeling voor weduwen in te stellen het leed van deze groep vergroot. De Sociale Verzekeringsbank en onderzoeksbureau AEF hebben geconcludeerd dat een regeling wel degelijk mogelijk is. Ook jegens de weduwen heeft de Staat een morele plicht om een financiële regeling te treffen.

Oproep aan Kamerleden: stem voor de moties

Stichting Japanse Ereschulden roept de Kamerleden dan ook op om de moties voor individuele compensatie voor de oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië en een Backpay-regeling voor de weduwen aan te nemen. In vergelijkbare dossiers, zoals Groningen en de toeslagenaffaire, is de Kamer ook voorstander van ruimhartig individueel compenseren, en dat mag deze slachtoffers ook niet ontzegd worden. Het is nu nog niet te laat om recht te zetten wat in het verleden fout is gegaan.

Persbericht JES – 05-04-2023

Brief aan fractievoorzitters en leden vaste commissie voor VWS

Geachte redactie,

Stichting Japanse Ereschulden (Stichting JES) heeft op 29 maart 2023 een brief naar de fractievoorzitters en de leden van de vaste commissie voor VWS gestuurd in aanloop naar het commissiedebat over oorlogsgetroffenen op 12 april a.s. 

In deze brief vraagt Stichting JES aandacht voor het besluit van de staatssecretaris van VWS, Maarten van Ooijen, om niet over te gaan tot een individuele tegemoetkoming voor slachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië voor wat betreft de materiële oorlogsschade. Deze materiële oorlogsschade is ten onrechte niet aan de oorlogsgetroffenen  uitgekeerd na de Tweede Wereldoorlog. Deze beslissing van de staatssecretaris is onbegrijpelijk in het licht van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2022. Daarin oordeelde de rechtbank dat de Staat onrechtmatig handelt door de groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers die hebben geleden onder de Japanse bezetter ongelijk te behandelen ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden.

Commissiedebat

Op 12 april a.s. vindt een commissiedebat plaats in het dossier oorlogsgetroffenen over onder andere het besluit van de staatssecretaris om geen Backpay-uitkering te doen aan weduwen. Stichting JES verzoekt de Kamerleden moties in te dienen opdat de Staat alsnog overgaat tot individueel rechtsherstel voor i) de nog in leven zijnde eerste generatie oorlogsslachtoffers en de directe nazaten voor wat betreft de materiële oorlogsschade en ii) de Backpay-regeling voor weduwen.

Ik verwijs u naar de samenvatting van de brief van Stichting JES hierna en naar de brief zelf in de bijlage. Stichting JES hoopt dat in aanloop naar het Kamerdebat ook in de pers aandacht wordt besteed aan deze belangrijke kwestie. Stichting JES is graag bereid u nader in te lichten over deze zaak. U kunt daarvoor contact opnemen met Hein Leversteijn (Stichting JES) (tel. 06-21891858). 

Samenvatting brief Stichting JES aan Kamerleden d.d. 29 maart 2023

De rechtbank Den Haag heeft op 1 juni 2022 geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelt door de groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers die hebben geleden onder de Japanse bezetter ongelijk te behandelen ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden. Volgens de rechtbank valt voor het onderscheid in de mate waarin de verschillende groepen slachtoffers na de oorlog financieel tegemoetgekomen zijn, geen objectieve, redelijke grond aan te wijzen.

De afgelopen periode zijn er naar aanleiding van deze uitspraak gesprekken gevoerd tussen de Stichting Japanse Ereschulden (Stichting JES) en het ministerie van VWS. Hoewel de staatssecretaris heeft erkend dat de uitspraak van de rechtbank Den Haag ‘pijnlijk’ is, volgde uit het gesprek dat hij niet bereid is over te gaan tot een individuele tegemoetkoming voor de ongelijke behandeling. 

Dit is pijnlijk en onbegrijpelijk voor de slachtoffers. De Staat heeft jegens hen een Nederlands Indische Ereschuld. Op de Staat rust de natuurlijke verbintenis en de morele plicht tot schadevergoeding. Deze natuurlijke verbintenis, ook al kan deze niet juridisch worden afgedwongen vanwege verjaring, moet worden nagekomen gezien de rol van de Staat in het maatschappelijk verkeer. De Staat zou – als een goed handelende overheid – fouten uit het verleden onder ogen moeten zien en de ongelijke behandeling en het onrechtmatig handelen recht moeten zetten. Vooral omdat het hier gaat om de vergoeding van schade ten gevolge van buitengewoon leed in een buitengewone situatie van oorlog, zoals de rechtbank heeft onderkend. 

Stichting JES verzoekt Kamerleden daarom om moties in te dienen opdat de Staat alsnog overgaat tot individueel rechtsherstel voor i) de nog in leven zijnde eerste generatie oorlogsslachtoffers en de directe nazaten voor wat betreft de materiële oorlogsschade en ii) de Backpay-regeling voor weduwen.

Er is haast bij: de groep waar het om gaat wordt elke dag kleiner. Van de eerste generatie oorlogsslachtoffers is nog maar een hele kleine groep in leven, de jongste is immers al 78 jaar oud (Stichting JES schat in dat dit een paar duizend mensen zijn). Als in ieder geval deze groep een bepaalde tegemoetkoming krijgt, dan neemt de Staat al een belangrijke stap in het benodigde rechtsherstel. Het is nu nog niet te laat om recht te zetten wat in het verleden fout is gegaan. Deze groep voelt zich niet voor niets al 78 jaar tweederangsburger in Nederland. Het verzoek van Stichting JES aan Kamerleden is om zich hiervoor in te zetten en de Indische oorlogsslachtoffers eindelijk het rechtsherstel te bieden waar ze al zo lang op wachten.

Met vriendelijke groet,

Dhr J. Van Wagtendonk, voorzitter Stichting JES

Dhr H. Leversteijn, vice-voorzitter Stichting JES

h.leversteijn@gmail.com 0621891858

Persbericht 01 juni 2022

Uitspraak op 1 juni 2022 inzake proces JES c.s. tegen de Staat der Nederlanden.

Klik op de link voor het persbericht.

Persbericht 

Uitspraak op1 juni 2022 inzake proces JES c.s. tegen de Staat der Nederlanden

Rechtbank oordeelt dat de Staat slachtoffers van de Japanse bezetting ten onrechte ongelijk heeft behandeld ten opzichte van slachtoffers van de Duitse bezetting

De rechtbank Den Haag heeft op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in de procedure van de Stichting Japanse Ereschulden (Stichting JES) en vijftien individuele oorlogsslachtoffers tegen de Nederlandse Staat. Stichting JES was een procedure gestart tegen de Nederlandse Staat vanwege de oorlogsschade die Nederlanders hebben opgelopen tijdens de Japanse bezetting in voormalig Nederlands-Indië. De oorlogsschade van slachtoffers uit Nederlands-Indië is namelijk tot op de dag van vandaag niet vergoed. Het verkrijgen van schadevergoeding in Japan is niet mogelijk, omdat dat is uitgesloten in het Vredesverdrag dat de Staat met Japan heeft gesloten. De Staat heeft ook niet zelf de oorlogsschade vergoed, terwijl hij wel schade heeft vergoed van oorlogsslachtoffers in Nederland.

De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen vanwege verjaring. De rechtbank heeft echter wel overwogen dat de Nederlandse Staat de schade van de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetting ruimhartiger heeft vergoed dan de schade van de teruggekeerde Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting. Volgens de rechtbank is hier geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor. Vanwege verjaring kan dit oordeel van de rechtbank niet tot toewijzing van de vorderingen leiden. Het oordeel is echter wel van groot belang omdat hiermee door de rechtbank is erkend dat de groep teruggekeerde Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië in nadelige zin ongelijk zijn behandeld ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden. Zij hebben namelijk in mindere mate aanspraak kunnen maken op vergoedingen van oorlogsschade dan de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetting. De Staat betwistte de ongelijke behandeling niet, maar voerde verschillende redenen aan om deze ongelijke behandeling te rechtvaardigen, bijvoorbeeld dat Indonesië verantwoordelijk was voor de vergoeding van de oorlogsschade. De rechtbank acht al deze redenen van de Staat niet overtuigend. Daarmee oordeelt de rechtbank dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de twee groepen oorlogsslachtoffers ongerechtvaardigd ongelijk te behandelen. 

Stichting JES is blij met dit oordeel van de rechtbank dat erkenning biedt aan de oorlogsslachtoffers voor de wijze waarop zij behandeld zijn door de Nederlandse Staat. Tegelijkertijd is er teleurstelling dat verjaring aan toewijzing van de vorderingen in de weg staat. Voorzitter Jan van Wagtendonk hoopt op een gesprek met de politiek. “Ik heb als voorzitter van de stichting van alle kanten geprobeerd om met de politiek rond de tafel te komen. Nu ligt er een vonnis waarmee we kunnen zeggen: ‘we hadden gelijk’. Vandaag is voor mij persoonlijk dus geen verlies.” De Stichting leest in de uitspraak van de rechtbank een oproep aan de politiek om het verschil in behandeling van de oorlogsslachtoffers van de Duitse en Japanse bezetters zoveel mogelijk recht te zetten. Vanwege de hoge leeftijd van de betrokkenen hoopt de Stichting dat vanuit de politiek hier op korte termijn invulling aan wordt gegeven. 

Een samenvatting en de volledige uitspraak zijn te vinden op de site van de rechtspraak.  

Stichting JES is graag bereid u nader in te lichten over deze zaak. U kunt daarvoor contact opnemen met Hein Leversteijn (Stichting JES) (tel. 06-21891858) of advocatenkantoor Stibbe dat Stichting JES in deze procedure bijstaat. Contactpersoon bij Stibbe is prof. mr. T. (Tom) Barkhuysen (tel. +31 20 546 03 90).

Persbericht 30 mei 2022.

Betreft: Nederlandse Staat nalatig bij erkenning en compensatie slachtoffers Japanse oorlogsmisdaden. Uitspraak rechtbank Den Haag op 01 juni a.s.

Beste redactie,

Ik mail u in mijn hoedanigheid als bestuurslid van Stichting Japanse Ereschulden (Stichting JES). Op woensdag 1 juni a.s. om 10:00 uur zal de rechtbank Den Haag uitspraak doen in de zaak waarin Stichting JES een procedure is gestart tegen de Nederlandse Staat vanwege de oorlogsschade die Nederlanders hebben opgelopen tijdens de Japanse bezetting in voormalig Nederlands-Indië. Graag breng ik bij u onder de aandacht dat de rechtbank de uitspraak tijdens een openbare zitting zal uitspreken. Journalisten kunnen de uitspraak fysiek bijwonen in de rechtbank. De uitspraak zal tevens te volgen zijn via een livestream. De link naar de livestream is door De Rechtspraak gepubliceerd en hier te vinden. 

De procedure gaat over het volgende.

Stichting JES komt op voor de belangen van Nederlandse slachtoffers die door toedoen van Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië oorlogsschade hebben geleden. Hieronder vallen mensen die de meest verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt, in Japanse interneringskampen en daarbuiten. Aan veel van de slachtoffers is door de Japanse bezetter onomkeerbare fysieke en geestelijke schade toegebracht door onder andere intimidatie, opsluiting, marteling, uithongering en ontzegging van medicijnen. Daarnaast zijn inboedels geroofd en huizen, gehele wijken en dorpen vernietigd. Een reden dat hen nooit compensatie is geboden ligt ook in het optreden van de Nederlandse regering na de Tweede Wereldoorlog. De Nederlandse Staat heeft namelijk de weg naar schadevergoeding van Japan afgesloten door afstand te doen van de vorderingen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog jegens Japan door middel van een Vredesverdrag (1951) en het Yoshida-Stikker-Protocol (1956). De Nederlandse Staat heeft de slachtoffers daarvoor nooit compensatie geboden. Daarnaast behandelde de Nederlandse Staat mensen uit Nederland en die uit Nederlands-Indië ongelijk wat betreft de vergoeding van oorlogsschade. Het gevolg hiervan is dat de oorlogsschade van slachtoffers uit Nederlands-Indië tot op de dag van vandaag niet is vergoed. 

Het Parool publiceerde op 10 januari 2022 een artikel over de openbaarmaking van de getuigenissen van troostmeisjes door het Nationaal Archief (https://www.parool.nl/nederland/getuigenissen-troostmeisjes-nederlands-indie-openbaar-ze-gingen-nietsvermoedend-naar-het-kantoor~b5504361/). Troostmeisjes is een eufemisme voor vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog als seksslavin misbruikt zijn door Japans legerpersoneel. Stichting JES vertegenwoordigt naast anderen ook de belangen van deze groep vrouwen. Uit het artikel in Het Parool blijkt dat deze vrouwen, die tot aan hun dood getraumatiseerd waren, nooit erkenning of compensatie, noch excuses hebben gekregen. Dit geldt ook voor andere slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog uit Nederlands-Indië. Deze mensen is groot onrecht aangedaan.

Over deze kwestie heeft Stichting JES en een groep individuele eisers tegen de Nederlandse Staat een rechtszaak aangespannen. De zitting in deze procedure vond plaats op 24 januari 2022 bij de rechtbank Den Haag. Vóór het starten van de procedure heeft Stichting JES twee brieven gestuurd naar de Staat om in overleg te treden. Hier is nooit antwoord op gekomen. In plaats daarvan is de Staat zeer onwelwillend de procedure in gegaan. De tijd begint te dringen: degenen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt zijn allemaal op zeer hoge leeftijd. De slachtoffers en nabestaanden hopen dat er nu eindelijk erkenning komt voor het leed dat de slachtoffers in Nederlands-Indië is aangedaan en hoe de Nederlandse Staat hiermee is omgegaan. Het is daarom fijn dat de rechtbank op 1 juni a.s. een oordeel zal vellen in deze zaak. Voor nadere informatie verwijs ik u naar het bijgevoegde persbericht, uitgebracht bij de dagvaarding.

Stichting JES is graag bereid u nader in te lichten over deze zaak (zowel vóór als ná de uitspraak). U kunt daarvoor contact op nemen met mij of advocatenkantoor Stibbe dat Stichting JES in deze procedure bijstaat. Contactpersoon bij Stibbe is prof. mr. T. (Tom) Barkhuysen (tel. +31 20 546 03 90).

Met vriendelijke groeten,

Hein Leversteijn (tel. 06-21891858)

Stichting Japanse Ereschulden (JES).

Den Haag.

Persbericht 21-01-2022 en Persbericht 09-12-2020

Zitting in rechtsprocedure 24 januari 2022 bij de rechtbank Den Haag.

Stichting JES komt op voor de belangen van Nederlandse slachtoffers die door toedoen van Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië oorlogsschade hebben geleden. Hieronder vallen mensen die de meest verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt, in Japanse interneringskampen en daarbuiten. Aan veel van de slachtoffers is door de Japanse bezetter onomkeerbare fysieke en geestelijke schade toegebracht door onder andere intimidatie, opsluiting, marteling, uithongering en ontzegging van medicijnen. Daarnaast zijn inboedels geroofd en huizen, gehele wijken en dorpen vernietigd. 

De Nederlanders uit Nederlands-Indie is groot onrecht aangedaan. Een reden dat hen nooit compensatie is geboden ligt ook in het optreden van de Nederlandse regering na de Tweede Wereldoorlog. De Nederlandse Staat heeft namelijk de weg naar schadevergoeding van Japan afgesloten door afstand te doen van de vorderingen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog jegens Japan door middel van een Verdrag en Protocol in de jaren ’50. De Nederlandse Staat heeft de slachtoffers daarvoor nooit compensatie geboden. Daarnaast behandelde de Nederlandse Staat mensen uit Nederland en die uit Nederlands-Indië ongelijk wat betreft de vergoeding van oorlogsschade. Het gevolg hiervan is dat de oorlogsschade van slachtoffers uit Nederlands-Indië tot op de dag van vandaag niet is vergoed.  

 Over deze kwestie heeft Stichting JES en een groep individuele eisers tegen de Nederlandse Staat een rechtszaak aangespannen. De zitting in deze procedure vindt plaats op 24 januari 2022 bij de rechtbank Den Haag. Vóór het starten van de procedure heeft Stichting JES twee brieven gestuurd naar de Staat om in overleg te treden. Hier is nooit antwoord op gekomen. In plaats daarvan is de Staat met gestrekt been in de procedure gegaan. Desondanks blijft Stichting JES hopen dat deze kwestie – ook met het nieuwe kabinet in het achterhoofd – buiten de rechter om kan worden opgelost. De tijd begint te dringen: degenen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt zijn allemaal op zeer hoge leeftijd. De slachtoffers en nabestaanden hopen dat er nu eindelijk erkenning komt voor het leed dat de slachtoffers in Nederlands-Indië is aangedaan en hoe de Nederlandse Staat hiermee is omgegaan. Voor nadere informatie verwijs ik u naar het bijgevoegde persbericht, uitgebracht bij de dagvaarding.

———————————————————————————————

Stichting Japanse Ereschulden dagvaardt de Nederlandse Staat vanwege het onmogelijk maken voor slachtoffers van schadeverhaal op Japan

Stichting Japanse Ereschulden dagvaardt de Nederlandse Staat vanwege het onmogelijk maken voor slachtoffers van schadeverhaal op Japan

Stichting Japanse Ereschulden is deze week, samen met individuele slachtoffers en nabestaanden, een proce- dure gestart tegen de Nederlandse Staat wegens de gevolgen van het Vredesverdrag met Japan in 1951 en het Yoshida-Stikker-Protocol in 1956. Het gaat hier om het ontbreken van volledige erkenning van schade geleden door oorlogsslachtoffers in voormalig Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoor- log. Het betreft schade geleden door schending van de meest fundamentele rechten. Aan veel van de slachtof- fers is door de Japanse bezetter irreversibele fysieke en geestelijke schade toegebracht onder andere door inti- midatie, opsluiting, marteling, uithongering en ontzegging van medicijnen. Daarnaast zijn inboedels geroofd en huizen, gehele wijken en dorpen vernietigd.

De Nederlandse Staat heeft de route naar volledige erkenning en compensatie van schade afgesneden door middel van het destijds gesloten Vredesverdrag met Japan (1951) en het Yoshida-Stikker-Protocol (1956). Ne- derland heeft in het Vredesverdrag en het Yoshida-Stikker-Protocol afstand gedaan van vorderingen van de Nederlandse oorlogsgetroffenen en hun nabestaanden jegens Japan. Als gevolg hiervan kunnen de Nederland- se slachtoffers de Japanse staat niet met succes aanspreken op de oorlogsmisdaden die zijn gepleegd en de schade die hierdoor is veroorzaakt. Deze ‘ontrechting’ klemt te meer nu de Nederlandse Staat tot op de dag van vandaag evenmin bereid is zelf volledige compensatie te bieden, terwijl hij daartoe wel verplicht is.

Stichting Japanse Ereschulden dagvaardt daarom nu, samen met individuele slachtoffers en nabestaanden, de Nederlandse Staat om erkend te krijgen dat met het afstand doen van vorderingen op Japan en het tot op de dag van vandaag weigeren om de slachtoffers daarvoor te compenseren, door de Staat onrechtmatig is gehan- deld.

Stichting Japanse Ereschulden zet zich in voor de belangen van Nederlanders en hun nabestaanden uit voor- malig Nederlands-Indië die tijdens de Tweede Wereldoorlog door toedoen van Japan schade hebben geleden. Het is de hoogste tijd dat, 75 jaar na de capitulatie van Japan, juridische aansprakelijkheid wordt erkend voor de positie waarin de Staat betrokkenen heeft gebracht en dat de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië volledig worden gecompenseerd voor het ondervonden leed en de oorlogsschade.

Stichting Japanse Ereschulden heeft de Staat daarover aangesproken en aangeboden mee te denken over moge- lijke oplossingsrichtingen. Tot dusverre heeft de Staat echter geen enkele reactie gegeven. Dat is voor de oor- logsgetroffenen en hun nabestaanden extra pijnlijk in dit belangrijke herdenkingsjaar. Stichting Japanse Ere- schulden heeft zich daarom genoodzaakt gezien een juridische procedure te starten teneinde de aansprakelijk- heid van de Staat vastgesteld te krijgen. Deze week is bij de Staat een dagvaarding bezorgd. Dat is helaas ken- nelijk de enige manier waarop de al 75 jaar durende impasse tussen de Staat en de Indische gemeenschap kan worden doorbroken.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met dhr. H. Leversteijn  (h.leversteijn@gmail.com) 0621891858) en dhr. J.F. van Wagtendonk (jfvanwagtendonk@hotmail.com).

Persbericht 11-08-2020

Persbericht

Stichting Japanse Ereschulden genoodzaakt tot procedure
tegen de Nederlandse Staat

Tijdens de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog
hebben Nederlanders in voormalig Nederlands-Indië ernstige oorlogsschade
geleden. Het gaat daarbij om schade geleden door schending van de meest
fundamentele mensenrechten. Aan veel van de slachtoffers is fysieke en
geestelijke schade toegebracht onder andere door opsluiting, marteling,
uithongering en ontzegging van medicijnen. Daarnaast zijn huizen, inboedels,
wijken en dorpen vernietigd. De oorlogsgetroffenen zijn tot op de dag van
vandaag niet voor die schade gecompenseerd. De Nederlandse Staat heeft de route
naar volledige compensatie afgesneden door middel van het destijds gesloten
Vredesverdrag in 1951 met Japan. Nederland heeft in het verdrag afstand gedaan
van vorderingen van de Nederlandse oorlogsgetroffenen en hun nabestaanden
jegens Japan. Als gevolg hiervan kunnen de Nederlandse slachtoffers de Japanse
staat niet met succes aanspreken op de oorlogsmisdaden die zijn gepleegd en de
schade die hierdoor is veroorzaakt. Deze ‘ontrechting’ klemt te meer nu de
Nederlandse Staat tot op de dag van vandaag evenmin bereid is zelf volledige
compensatie te bieden, terwijl hij daartoe wel verplicht is. Het ontbreken van
de erkenning van juridische aansprakelijkheid en de geleden schade in een
erbarmelijke oorlogstijd doet pijn, zelfs als deze pijn 75 jaren geleden is
ontstaan.

Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er weliswaar enkele
regelingen getroffen voor de betrokken oorlogsslachtoffers, zoals ‘Het Gebaar’
in 2000 dat voorzag in erkenning van de gebreken in het naoorlogs rechtsherstel
en de bureaucratische kille ontvangst. De Nederlandse Staat is met deze
regelingen echter niet tot een volledige erkenning en compensatie gekomen van
de schade. Bovendien gaat het met deze regelingen alleen om morele
genoegdoening en niet om erkenning van juridische aansprakelijkheid. In plaats
van te kiezen voor juridische inclusie, heeft de Staat daarmee ten onrechte
steeds gekozen voor (de voortzetting van) juridische uitsluiting van de
oorlogsgetroffenen.

Stichting Japanse Ereschulden zet zich in voor de belangen
van Nederlanders en hun nabestaanden uit voormalig Nederlands-Indië die tijdens
de Tweede Wereldoorlog door toedoen van Japan schade hebben geleden. Het is de
hoogste tijd dat de Staat, 75 jaar na de capitulatie van Japan, eindelijk
juridische aansprakelijkheid erkent voor de positie waarin hij betrokkenen
heeft gebracht en de Indische gemeenschap volledig compenseert voor de
oorlogsschade en het ondervonden leed. Stichting Japanse Ereschulden heeft de
Staat daarover aangesproken en aangeboden mee te denken over mogelijke
oplossingsrichtingen. Tot dusverre heeft de Staat echter geen enkele reactie
gegeven. Dat is voor de oorlogsgetroffenen en hun nabestaanden extra pijnlijk
in dit belangrijke herdenkingsjaar. Stichting Japanse Ereschulden ziet zich
daarom genoodzaakt een juridische procedure te starten teneinde de
aansprakelijkheid van de Staat vastgesteld te krijgen. Dat is kennelijk de
enige manier waarop de al 75 jaar durende impasse tussen de Staat en de
Indische gemeenschap kan worden doorbroken.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Hein Leversteijn (e-mailadres h.leversteijn@gmail.com telefoon 06 21891858) of Jan van Wagtendonk (e-mailadres jfvanwagtendonk@hotmail.com

Den Haag, 11 augustus 2020

Mitsubishi weigert gesprek slachtoffers!

Ondanks dringend verzoek van AHC Eneco weigert Mitsubishi in gesprek te gaan met J.E.S.

Hieronder de brief van de aandeelhouderscommissie Eneco, d.d: 23 maart 2020

Stichting Japanse Ereschulden
Tav. J. van Wagtendonk
Platinaweg 25
2544 EZ ‘s-Gravenhage

Geachte heer Van Wagtendonk ,

Nadat de Aandeelhouderscommissie Eneco (hierna: AHC1) het consortium van Mitsubishi Corporation en Chubu Electric Power heeft geselecteerd als voorgenomen koper van de aandelen van Eneco, heeft u bij verschillende gemeenteraden van aandeelhoudende gemeenten aandacht gevraagd voor het oorlogsverleden van Mitsubishi. Onder meer door uw aangrijpende betoog heeft de AHC kennis kunnen nemen van de schokkende verhalen van de krijgsgevangenen die tijdens de Tweede Wereldoorlog dwangarbeid hebben verricht voor Japan. De AHC heeft een groot respect voor de wijze waarop u opkomt voor de slachtoffers en nabestaanden die gedurende de Tweede Wereldoorlog hebben geleden onder het Japanse regime.
Namens de AHC wens ik u te informeren over het vervolg dat de commissie hier aan heeft gegeven. Zoals aan u is toegezegd heeft de AHC de verhalen en de zorgen overgebracht aan vertegenwoordigers van Mitsubishi Corporation en hen verzocht om in contact te treden met de slachtoffers en hun vertegenwoordigers. In reactie daarop heeft Mitsubishi Corporation afwijzend gereageerd op het verzoek van de aandeelhouders, onder verwijzing naar haar formele oprichtingsdatum in 1954.
Ook heeft de commissie de kwestie geadresseerd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in een reactie laten weten dat de kwestie formeel is afgedaan met het vredesverdrag van San Fransisco (1951) en het Yoshida-Stikker Akkoord (1956). Wel zouden excuses uit eigen beweging van Mitsubishi aan Nederlandse slachtoffers die voor het Mitsubishiconglomeraat dwangarbeid hebben verricht zeker welkom zijn en een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwerking van het traumatisch oorlogsverleden. Ten slotte laat de minister weten dat de Nederlandse overheid de Japanse overheid heeft gewezen op de wensen van Stichting Japanse Ereschulden.

1 De Aandeelhouderscommissie coördineert het verkoopproces en bestaat uit verschillende aandeelhoudende gemeenten.

Aandeelhouderscommissie Eneco

Namens de AHC hoop ik u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,

Met vriendelijke groet.