His Excellency Shinzo ABE
Prime Minister of Japan
The Hague, 9 December 2014
Petition: 241
Subject: Coercion by Japanese military of women and girls into sexual slavery is an undeniable fact and a war crime of the worst kind.
Excellency,
It is unbelievable that the Yomiuri Shimbun deemed it necessary to apologize in reporting the truth about the coercion into sexual slavery of women and girls by the Japanese military. The Military Court Martial of Batavia, Dutch East Indies, concluded in 1947 without any doubt that officers of the Japanese Imperial Army were guilty of coercing into prostitution Dutch women and girls from concentration camps under management by the Japanese army. The women and girls were kept and treated as slaves for the pleasures of Japanese officers. It is an undeniable fact and resulted in severe punishments including the death penalty of the main culprit. Documents available to the Court, which are kept in Dutch archives, established without doubt the coercion of the women and girls kept as sex slaves for the Japanese military.
Prime Minister,
Denying the coercion because of lack of proof in existing official Japanese documents begs the question whether these documents were not destroyed along with many other documents hiding the Japanese war crimes. You cannot change history by pretending that it did not exist. The denial of Japan’s war past is equivalent to the denial of the Holocaust. On behalf of Japan you must acknowledge the past and take responsibility for it.
Yomiuri Shimbun printed the truth and had no need to apologize for it.
The world media know this and assume the reasons. Only you can rectify this by a genuine personal acknowledgment.
Repent and take responsibility for it in accepting the consequences of these and other horrendous Japanese war crimes.
On behalf of the Foundation of Japanese Honorary Debts,
J.F. van Wagtendonk
President
Documentaire over de vrouwen en meisjes die de Japanse kampen overleefden en hoe zij hier later in hun leven mee omgingen.
Omdat er weinig foto’s en filmmateriaal bestaat, zijn in de film veel tekeningen te zien die de vrouwen en kinderen in het kamp hebben gemaakt.
Hieronder een link naar de trailer van de film.
PERSBERICHT
Den Haag, 12 November 2023
28.213 dagen sinds de Japanse capitulatie ongelijk behandeld
Selling a Colonial War
De aap komt uit de mouw. Nederland liet de slachtoffers van Japans geweld vallen als een baksteen. Oud-minister Ben Bot geeft het (eindelijk) op beeld toe.
Lang zorgde het Indische Zwijgen ervoor dat veel mensen niet wisten wat er gebeurde daar, toen, in Nederlands-Indië. Bij de jaarlijkse herdenkingen van de slachtoffers van de Japanse bezetting wordt steeds benadrukt dat de verhalen van toen van groot belang zijn. De tijd dringt: de jonge slachtoffers van toen zijn de oudjes van nu.
Daarom is de film “Selling a Colonial War” die gisteren bij de IDFA in première ging zo belangrijk. Het vertelt messcherp hoe de Nederlandse staat koste wat het kost Nederlands-Indië direct na de Japanse capitulatie wilde behouden, en hoe zij een politiek verhaal verzon om het publiek daarover te misleiden.
In het verlengde van dat verhaal stelde de Nederlandse staat decennialang onterecht dat het erkennen en compenseren van slachtoffers van de Japanse bezetting ingewikkeld en onmogelijk zou zijn. Vorig jaar oordeelde de rechter dat deze ongelijke behandeling van deze oorlogsslachtoffers t.o.v. andere slachtoffers opgelost moet worden. Recent stelden vele Kamerleden, en leden van het Kabinet, dat het toekennen van een compensatie voor het achterblijven van achterstallig loon en individuele schade nooit mag afhangen van de hoogte van het bedrag, maar juist moet bijdragen aan het verminderen van het individuele leed. Dat het lijden voortduurt erkent iedereen.
Als onderdeel van de soevereiniteitsoverdracht in 1949 onderhandelde Nederland dat de nieuwe Republiek Indonesia 4,5 miljard gulden schade aan Nederland moest betalen, en dat de eventueel bij Japan te claimen individuele materiële oorlogsschade van de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië aan Indonesië werd overgedragen. Vervolgens ontving Nederland in 1956 $10 miljoen smartegeld van Japan en vrijwaarde Nederland Japan nog eens extra van het betalen van de individuele materiële oorlogsschade. Nederland vond het niet nodig haar eigen onderdanen te compenseren. Een schamele schadevergoeding van 415 gulden per persoon werd uitgekeerd aan burgergeïnterneerden en ex-krijgsgevangen. De buitenkampers werden als niet geïnterneerden uitgesloten van de regeling.
Oud-minister van buitenlandse zaken Ben Bot, zelf slachtoffer van Japans geweld, verklaart in Selling a Colonial War dat hij gedurende zijn ministeriële ambtstermijn (2003 – 2007) met toenmalig minister van financiën Zalm en premier Balkenende onderzocht hoe de slachtoffers gecompenseerd zouden kunnen worden, omdat individuele Nederlanders zo duidelijk onvoldoende tegemoet waren gekomen in hun oorlogsverlies. Binnenskamers concludeerden zij dat een gerechtvaardigde compensatie van bijna 100 miljard gulden voor Nederland “catastrofaal” zou zijn. En dus deed men, weer, niets. Dat Nederland de slachtoffers niet compenseert blijkt dus direct af te hangen van de hoogte van het bedrag. Weer tracht Nederland haar volk te misleiden.
Dat compensatie catastrofaal zou zijn is moeilijk te doorgronden. Inmiddels zijn de meeste slachtoffers al overleden, en op een jaarbegroting van € 330 miljard kan het niet lastig zijn om in een Nederlandse Japanse Ereschuld te voorzien, zoals indertijd (1950/51) de Nazi-slachtoffers onder de Wet Materiële Oorlogsschade tegemoet zijn gekomen.
De Nederlandse regering moet eindelijk erkenning en compensatie geven aan de slachtoffers en hun nazaten, een gemeenschap van 2 miljoen Nederlanders. De inmiddels demissionaire regering wijst desondanks nog steeds individuele compensatie af. Portefeuillehouder Staatssecretaris van Ooijen is ervan overtuigd dat alleen collectieve maatregelen het leed van de slachtoffers kunnen verminderen. Hij laat desgevraagd echter onbeantwoord wat die collectieve maatregelen dan concreet zijn, en hoe deze het leed werkelijk verminderen. En dat lijden en verdriet duren al ruim 80 jaar.
Ook voor een demissionaire regering is er alle reden de erkenning en compensatie direct en volledig te geven. Gelijke behandeling en compensatie zijn immers niet politiek controversieel, ze zijn moreel, barmhartig en grondwettelijk.
Stichting Japanse Ereschulden
Gekopieerd aan de lijsttrekkers van de aanstaande Tweede Kamer verkiezingen
Politieke besluiten lijken steeds meer op Russische roulette
Van Ooijen (CU), slechts 33 jaar oud, heeft in de afgelopen periode de aandacht getrokken met betrekking tot de kwestie van de achterstallige salarissen, bekend als backpay.
Philip van Tijn benadrukt de vertraging in het betalen van deze salarissen aan weduwen van ambtenaren en KNIL-militairen uit Nederlands-Indië tijdens de periode 1942-1945.
In menig opzicht is de ChristenUnie een te respecteren partij, die meestal ook goede, deskundige en betrokken parlementariërs en bewindslieden voortbrengt. Ook als je je ernstig afvraagt of religie het uitgangspunt moet zijn van het credo en handelen van een politieke partij. Dat geldt voor de beide CU-ministers, Schouten en Adema, waarbij Carola Schouten ook nog Nederlands kampioen dossierkennis is. Nu heeft zij de treurige taak om als minister-voorbijganger een wet door de Eerste Kamer te loodsen, waaraan vele voorgangers een stuk van hebben gebreid: de veelbesproken Pensioenwet. Een slechte wet, die heel veel ellende zal veroorzaken. Maar het Regeerakkoord is heilig, al zul je dat woord bij de CU niet snel tegenkomen.
Maar daarover wil ik het vandaag helemaal niet hebben. Ik wil het hebben over de malle fratsen van de Staatssecretaris voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Maarten van Ooijen (CU). Een broekie van net 33 jaar, maar vier jaar geleden als wethouder van Utrecht al verkozen tot Beste Jonge Bestuurder onder 40 jaar.
De gênante vertoning van BJB Maarten van Ooijen
Ik heb hem het afgelopen halfjaar nauwlettend gevolgd terzake van de zogeheten backpay. In het kort: de uitbetaling van de achterstallige salarissen aan de weduwen van ambtenaren en KNIL-militairen in het toenmalige Nederlands-Indië in de periode 1942-1945. Hè, is dat niet een beetje laat? Ja, dat is het. Zijn er niet al heel veel rechthebbenden dood? Ja, dat gebeurt als je ruim driekwart eeuw als overheid niets doet. Maar is het in 2015 niet al geregeld, zoals Van Ooijen recent in de Tweede Kamer, stelde? Nee, dat was een beetje jokken van Van Ooijen, want toen heeft de toenmalige staatssecetaris Martin van Rijn (die mij een fatsoenlijk man lijkt) er met pijn en moeite een regeling doorgedrukt voor alleen de (vrijwel uitsluitend manlijke) rechthebbenden, die nog in leven waren, maar dus niet voor de overlevende weduwen. Dat geldt in de stukken als “voorlopige regeling”. Nog even voor de duidelijkheid: het gaat niet om een gunst, een afkoopsom (daar is deze regering heel goed in), barmhartigheid (het credo van de CU, maar niet als je Beste Jonge Bestuurder, BJB, bent), maar doodgewoon om achterstallig loon. En dan nog om een bedrag (€ 25.000 per weduwe) dat in geen verhouding staat tot de realiteit, rente over tachtig jaar meegerekend. En dan is er nog een rechterlijke uitspraak die de BJB aan zijn laars lapt. Er is nog veel meer gênants, zoals Van Ooijens stelling, dat niet exact is na te gaan welke weduwen wel en welke niet rechthebbend zijn – dus de gelijke behandeling vereist om dan maar niemand iets te geven! In zijn partij zullen ze zich achter de oren krabben, dat een rechtlijnig protestant een redenering hanteert die we toch gewoonlijk associëren met Jezuïtisme in de hoogste graad. En ook zal menigeen zich afvragen hoe deze redenering zou zijn gevallen bij de Toeslagenaffaire.
“Een onoverkomelijke budgettaire opgave” van 40 miljoen in het miljardenbal
Maar het dieptepunt in Van Ooijens verdediging van zijn halsstarrigheid was zijn uitspraak dat een gunstige beslissing voor de rechthebbenden (dat woord gebruikt de BJB natuurlijk niet!) “een onoverkomelijke budgettaire opgave” zou betekenen. Dat ik dit schrijf op Eerste Pinksterdag belet mij niet om aan mijn bureau een hartgrondige vloek te slaken. We hebben het over een handjevol mensen; betaling aan alle rechthebbenden zou neerkomen op enkele tientallen miljoenen euro. Alleen al de kosten die gemoeid zijn met het aannemen van de Pensioenwet, die zijn partijgenote Schouten gelijktijdig door de Eerste Kamer probeert te jassen, worden geschat op acht miljard euro. En de lezer van EW weet, dat zo’n geschat bedrag in de praktijk nog verdubbeld wordt.
Maar die vergelijking heeft iets van appels en peren in zich, ik weet het. We blijven dus dichter bij huis. In de Voorjaarsnota 2021 werd de schadevergoeding vanwege de aardgasellende geschat op € 8.8 miljard t/m 2027. In de Voorjaarsnota 2023 is € 8.7 miljard uitgetrokken voor de asielopvang t/m 2026 (“een budgettaire bijstelling” heet zoiets – Jelle Zijlstra, Wim Duisenberg en collega’s van Financiën zullen zich in hun graf hebben omgekeerd). De financiële consequenties van de Toeslagenaffaire komen neer op € 5.5 miljard. Het spreekt vanzelf dat ook deze bedragen uiteindelijk verdubbeld zullen blijken te zijn. Ook moeten we bedenken, dat inzake de Toeslagenaffaire vanwege de “Catshuisregeling” iedereen die zich meldt als gedupeerde in elk geval € 30.000 heeft ontvangen, althans zou ontvangen. Maar voor de BJB Van Ooijen is € 40 of 50 miljoen “een onoverkomelijke budgettaire opgave”.
Onlangs is bekend gemaakt dat een aantal Surinamers in Nederland (of Surinaamse Nederlanders) een eenmalig bedrag van € 5000 zullen ontvangen vanwege het “AOW-gat”. Dat is, voor de duidelijkheid, geen recht maar een aardigheid. De Raad van State, geen onbeduidend orgaan, adviseerde hierover zeer negatief. Kosten € 122 miljoen. De studenten van de “pech-generatie” (“Pech” betekent hier een domme en inconsistente besluitvorming over studietoelagen door de toenmalige regering) worden afgescheept met een fooi, een fractie van de schulden waarin menigeen zich heeft moeten steken.
Tweede Kamer kan iets tonen
Overheidsbeleid, parlementaire besluitvorming en kabinetsbesluiten hebben steeds meer weg van een Russische roulette. Soms speelt het Regeerakkoord (vroeger een velletje, nu een paar honderd pagina’s) een rol, maar vaak ook niet. Bij het backpay-verhaal is er geen vodje papier waardoor het niet zou kunnen of mogen. Integendeel. Dinsdag a.s. kan de Tweede Kamer laten zien dat dit orgaan er niet voor niets is en dat elk Kamerlid een individu is. Solidair zijn met een bewindsman van een coalitiepartij is toch geen afdoende reden, zelfs al was deze ooit BJB!?
Onderwerp: Ieder Kamerlid mag onafhankelijk en zonder last stemmen
Onderwerp: Ieder Kamerlid mag onafhankelijk en zonder last stemmen
Zeer geacht Lid van de Tweede kamer der Staten Generaal, Afgelopen 23 Mei bleek dat het afwijzen van de motie Mohandis/van Dijk aangaande het instellen van een Backpay regeling voor weduwen van oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië forse emoties veroorzaakte bij de aanwezige slachtoffers op de publiekstribune. Het besluit van Staatssecretaris van Ooijen om met zijn wetsvoorstel de gehele Indische gemeenschap onnodig te kwetsen wordt ervaren als een enorme trap na. Het verstandige voorstel van de heren Van Haga en Omtzigt om de stemming over de verdere moties bij dit wetsvoorstel een week aan te houden biedt eenieder de gelegenheid te spiegelen over deze gevoelige zaak. Omdat er over de twee moties van de heer van Haga hoofdelijk zal worden gestemd biedt dit u tevens als individueel Kamerlid de gelegenheid datgene te doen waarvoor u werd gekozen: publiekelijk pal staan voor de kwetsbaren in onze democratie We hebben in Nederland 150 Tweede Kamerleden die de democratie vertegenwoordigen en bewaken. De kracht van een democratie ligt in de mate waarin de meerderheid in staat is een minderheid te beschermen. Daarom staat in artikel 1 van onze grondwet het principe van gelijke behandeling. Al 78 jaar wachten de slachtoffers op echte erkenning van hun leed en hun recht. Al 78 jaar worden ze ongelijk behandeld, waardoor hun het recht wordt ontzegd collectieve erkenning en individuele compensatie te verkrijgen. U bent een van de 150 volksvertegenwoordigers die als individu naar eer en geweten onze democratie kracht geven. U heeft het recht, en ook de plicht, dat zo te doen. U bent immers ook ons Kamerlid. Wij roepen u daarom op om bij de volgende stemming vooral uw eigen integere overweging te maken, niet beïnvloed door politieke voorkeuren van uw eigen partij.Dit is immers echt een zaak voor persoonlijke wegingen van ieder Kamerlid, en ieders “vote of conscience” wordt bovendien vastgelegd als een bewijs hoe goed onze democratie werkt wanneer het er op aankomt. Iedere politicus die bescherming van het individu hoog in het vaandel heeft kan niet anders dan de oorlogsslachtoffers uit het voormalig Nederlands-Indië nu eindelijk recht doen.
Met vriendelijke groet,
Jan van Wagtendonk
Voorzitter Stichting Japanse Ereschulden
Opkomend voor een gelijke behandeling van alle oorlogsslachtoffers
Persbericht 18 mei 2023.
PERSBERICHT
18 mei 2023
28.035 dagen na het einde van de Tweede Wereldoorlog
Staatssecretaris Van Ooijen laat weduwen van oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië weer vallen
Aanstaande dinsdag 23 mei 2023 stemt de Tweede Kamer over een aantal moties die zien op het treffen van financiële regelingen voor oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië. Stichting Japanse Ereschulden roept Kamerleden op om deze moties aan te nemen.
Staatssecretaris Van Ooijen heeft deze moties tijdens de plenaire vergadering op 16 mei ontraden, omdat volgens hem een ‘individuele regeling niet de weg vooruit is’. Dit is heel pijnlijk en onbegrijpelijk voor de oorlogsslachtoffers en de weduwen. Op de publieke tribune was dan ook te horen hoe de volharding van Van Ooijen de pijn weer deed herleven. Zijn opmerking dat hij na 12 april nog met de weduwen had gesproken werd weerlegd door een aanwezige weduwe: “U heeft mij niet gesproken, maar liet alleen een van uw medewerkers mij bellen.”.
Al 78 jaar laat de Nederlandse Staat het afweten. Uit angst een kleine groep mogelijk teleur te stellen besluit het kabinet nu de gehele Indische gemeenschap te kwetsen.
Eén van de moties ziet op de oproep aan het kabinet om tegemoet te komen aan de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2022 en de ongelijke behandeling in de vergoeding van oorlogsschade aan de slachtoffers van de Japanse bezetting recht te zetten. Drie andere moties zien op het treffen van een financiële regeling voor Indische en Molukse weduwen van ambtenaren of militairen, die tijdens de Japanse bezetting de Staat dienden. Deze ambtenaren of militairen kregen van 8 maart 1942 tot 15 augustus 1945 geen, of slechts gedeeltelijk, salaris.
Materiële oorlogsschade
De rechtbank Den Haag heeft op 1 juni 2022 geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelt door de groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers die hebben geleden onder de Japanse bezetter ongelijk te behandelen ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden. De slachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië hebben na de Tweede Wereldoorlog in relevant mindere mate aanspraak kunnen maken op vergoeding van individuele oorlogsschade, waaronder in ieder geval de schade veroorzaakt door het verlies van huis en haard en financiële tegoeden.
De Staat moet – als een goed handelende overheid – fouten uit het verleden onder ogen zien en de ongelijke behandeling en het onrechtmatig handelen, zoals vastgesteld door de rechtbank, rechtzetten. Dit moet de Staat doen door het treffen van een individuele financiële regeling voor de oorlogsslachtoffers en nabestaanden. Er is haast bij: de groep waar het om gaat wordt elke dag kleiner. Van de eerste generatie oorlogsslachtoffers is nog maar een hele kleine groep in leven, de jongste is immers al 78 jaar oud.
Backpay voor weduwen
De staatssecretaris heeft met zijn beslissing om geen Backpay-regeling voor weduwen in te stellen het leed van deze groep vergroot. De Sociale Verzekeringsbank en onderzoeksbureau AEF hebben geconcludeerd dat een regeling wel degelijk mogelijk is. Ook jegens de weduwen heeft de Staat een morele plicht om een financiële regeling te treffen.
Oproep aan Kamerleden: stem voor de moties
Stichting Japanse Ereschulden roept de Kamerleden dan ook op om de moties voor individuele compensatie voor de oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië en een Backpay-regeling voor de weduwen aan te nemen. In vergelijkbare dossiers, zoals Groningen en de toeslagenaffaire, is de Kamer ook voorstander van ruimhartig individueel compenseren, en dat mag deze slachtoffers ook niet ontzegd worden. Het is nu nog niet te laat om recht te zetten wat in het verleden fout is gegaan.
Programma Jaarlijkse Donateursvergadering 13 juni 2023
Beste donateurs,
Normaal is onze Jaarlijkse Donateursvergadering op de derde dinsdag in Mei. Dit jaar moeten we deze helaas verplaatsen naar dinsdag 13 juni. Daardoor valt de Donateursvergadering dit jaar samen met de maandelijkse Demonstratie welke altijd op de 2de dinsdag van de maand plaatsvind. Dat betekend voor een aantal mensen dat ze in juni toch maar één reis naar Den Haag hoeven te maken als zij beide bijeenkomsten willen bijwonen.
De demonstratie is van 11.45 tot 12.15, zoals altijd, tegenover de Japanse Ambassade. De demonstranten vertrekken na afloop naar het Marriott Hotel voor een lunch en de Jaarvergadering.
U kunt zich aanmelden via het formulier dat in ons NieuwsMagazine is bijgevoegd.
Tot 13 juni!
Geachte redactie,
Stichting Japanse Ereschulden (Stichting JES) heeft op 29 maart 2023 een brief naar de fractievoorzitters en de leden van de vaste commissie voor VWS gestuurd in aanloop naar het commissiedebat over oorlogsgetroffenen op 12 april a.s.
In deze brief vraagt Stichting JES aandacht voor het besluit van de staatssecretaris van VWS, Maarten van Ooijen, om niet over te gaan tot een individuele tegemoetkoming voor slachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië voor wat betreft de materiële oorlogsschade. Deze materiële oorlogsschade is ten onrechte niet aan de oorlogsgetroffenen uitgekeerd na de Tweede Wereldoorlog. Deze beslissing van de staatssecretaris is onbegrijpelijk in het licht van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2022. Daarin oordeelde de rechtbank dat de Staat onrechtmatig handelt door de groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers die hebben geleden onder de Japanse bezetter ongelijk te behandelen ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden.
Commissiedebat
Op 12 april a.s. vindt een commissiedebat plaats in het dossier oorlogsgetroffenen over onder andere het besluit van de staatssecretaris om geen Backpay-uitkering te doen aan weduwen. Stichting JES verzoekt de Kamerleden moties in te dienen opdat de Staat alsnog overgaat tot individueel rechtsherstel voor i) de nog in leven zijnde eerste generatie oorlogsslachtoffers en de directe nazaten voor wat betreft de materiële oorlogsschade en ii) de Backpay-regeling voor weduwen.
Ik verwijs u naar de samenvatting van de brief van Stichting JES hierna en naar de brief zelf in de bijlage. Stichting JES hoopt dat in aanloop naar het Kamerdebat ook in de pers aandacht wordt besteed aan deze belangrijke kwestie. Stichting JES is graag bereid u nader in te lichten over deze zaak. U kunt daarvoor contact opnemen met Hein Leversteijn (Stichting JES) (tel. 06-21891858).
Samenvatting brief Stichting JES aan Kamerleden d.d. 29 maart 2023
De rechtbank Den Haag heeft op 1 juni 2022 geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelt door de groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers die hebben geleden onder de Japanse bezetter ongelijk te behandelen ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden. Volgens de rechtbank valt voor het onderscheid in de mate waarin de verschillende groepen slachtoffers na de oorlog financieel tegemoetgekomen zijn, geen objectieve, redelijke grond aan te wijzen.
De afgelopen periode zijn er naar aanleiding van deze uitspraak gesprekken gevoerd tussen de Stichting Japanse Ereschulden (Stichting JES) en het ministerie van VWS. Hoewel de staatssecretaris heeft erkend dat de uitspraak van de rechtbank Den Haag ‘pijnlijk’ is, volgde uit het gesprek dat hij niet bereid is over te gaan tot een individuele tegemoetkoming voor de ongelijke behandeling.
Dit is pijnlijk en onbegrijpelijk voor de slachtoffers. De Staat heeft jegens hen een Nederlands Indische Ereschuld. Op de Staat rust de natuurlijke verbintenis en de morele plicht tot schadevergoeding. Deze natuurlijke verbintenis, ook al kan deze niet juridisch worden afgedwongen vanwege verjaring, moet worden nagekomen gezien de rol van de Staat in het maatschappelijk verkeer. De Staat zou – als een goed handelende overheid – fouten uit het verleden onder ogen moeten zien en de ongelijke behandeling en het onrechtmatig handelen recht moeten zetten. Vooral omdat het hier gaat om de vergoeding van schade ten gevolge van buitengewoon leed in een buitengewone situatie van oorlog, zoals de rechtbank heeft onderkend.
Stichting JES verzoekt Kamerleden daarom om moties in te dienen opdat de Staat alsnog overgaat tot individueel rechtsherstel voor i) de nog in leven zijnde eerste generatie oorlogsslachtoffers en de directe nazaten voor wat betreft de materiële oorlogsschade en ii) de Backpay-regeling voor weduwen.
Er is haast bij: de groep waar het om gaat wordt elke dag kleiner. Van de eerste generatie oorlogsslachtoffers is nog maar een hele kleine groep in leven, de jongste is immers al 78 jaar oud (Stichting JES schat in dat dit een paar duizend mensen zijn). Als in ieder geval deze groep een bepaalde tegemoetkoming krijgt, dan neemt de Staat al een belangrijke stap in het benodigde rechtsherstel. Het is nu nog niet te laat om recht te zetten wat in het verleden fout is gegaan. Deze groep voelt zich niet voor niets al 78 jaar tweederangsburger in Nederland. Het verzoek van Stichting JES aan Kamerleden is om zich hiervoor in te zetten en de Indische oorlogsslachtoffers eindelijk het rechtsherstel te bieden waar ze al zo lang op wachten.
Met vriendelijke groet,
Dhr J. Van Wagtendonk, voorzitter Stichting JES
Dhr H. Leversteijn, vice-voorzitter Stichting JES
h.leversteijn@gmail.com 0621891858
13 december 2022
Everardus van Renesse van Duivenbode heeft dinsdag 13 december uit handen van burgemeester De Lange uit Wassenaar een koninklijke onderscheiding ontvangen. Het lintje is uitgereikt tijdens een eindejaar bijeenkomst van de Stichting Japanse Ereschulden in het Marriott Hotel in Den Haag. Het bestuur, medewerkers en andere betrokkenen waren aanwezig bij de uitreiking. Voor zijn vele verdiensten voor met name de Indische gemeenschap, wordt de heer Van Renesse van Duivenbode benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Stichting Japanse Ereschulden
De Stichting Japanse Ereschulden, opgericht in 1990, komt op voor de belangen van de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië die tijdens de Tweede Wereldoorlog door toedoen van de Japanse overheid schade hebben geleden door hen gevangen te houden in concentratiekampen, gevangenissen of daarbuiten.
Everardus van Renesse van Duivenbode is in 1933 geboren in Nederlands-Indië. Als 9-jarige heeft hij de verschrikkingen van de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog als buitenkamper meegemaakt. Voor zijn ogen vonden zware oorlogsmisdaden plaats die hij niet kon voorkomen en niet kan vergeten. Voor zijn ouders heeft hij getracht het leed na de oorlog te verzachten en is hij voor hun belangen opgekomen. En dit is tevens de belangrijkste drijfveer van zijn onvermoeibare inzet.
Verdiensten
De gemeente geeft aan dat de verdiensten van de heer Van Renesse van Duivenbode met name liggen op het gebied van belangenbehartiging van oorlogsgetroffenen van het Japanse geweld in Nederlands-Indië in de jaren veertig van de vorige eeuw. Als penningmeester en vicevoorzitter van de Stichting Japanse Ereschulden spant hij zich sinds 1998 in voor een stabiel en gezond financieel beheer. In de afgelopen decennia was hij vrijwel elke keer aanwezig bij de maandelijkse demonstratie bij de Japanse ambassade waar gevraagd wordt om erkenning, spijtbetuiging en schadeloosstelling door Japan van het leed aangedaan aan Nederlandse slachtoffers door de Japanse bezetting in Nederlands-Indië. Tevens hield hij toezicht op het proces dat recentelijk door de Stichting werd gevoerd tegen de Nederlandse staat. Burgemeester De Lange: ‘Ieder mens wil gezien en gehoord worden voor wie hij is en voor wat hij heeft doorstaan. De heer van Renesse zorgt er nu al 25 jaar voor dat de slachtoffers van het Japanse geweld in Nederlands-Indië, gezien en gehoord worden en daarvoor veel respect. Daarnaast is hij van 1972 tot 1986 als vrijwilliger actief geweest bij omni-sportvereniging De Kieviten in Wassenaar en was hij van 2005 tot 2021 vrijwilliger bij Golfclub Rozenstein, ook in Wassenaar.